Drieskens, Marie Cecile 1a

Birth Name Drieskens, Marie Cecile
Gramps ID I0387
Gender female
Age at Death 89 years, 7 months, 1 day

Events

Event Date Place Description Sources
Birth [E0853] 1883-03-15 Lanaye, Visé, Liège, Belgium    
Death [E0854] 1972-10-16 Hasselt, Limburg, Belgium    

Parents

Relation to main person Name Birth date Death date Relation within this family (if not by birth)
Father Drieskens, Jan Mathijs [I2554]1848-08-09between 1935-04-25 and 1935-05-02
Mother Deblier, Josephine Cecile [I0131]1847-12-131925-03-18
    Brother     Drieskens, Pierre Jean Felix [I5972] 1881-11-21 1955-03-19
         Drieskens, Marie Cecile 1883-03-15 1972-10-16

Media

×
1/1 - Marie Cecile Drieskens

Family Map

Source References

  1. Marie-Cecile Drieskens: Oral tradition [S0074]
      • Date: about 1972
      • Confidence: Low
      • Transcript:

        Over Marie-Cecile Gaillard:
        Toen Marie-Cecile klein was, hadden ze bij Gaillard in Hargimont een paard, dat zo tam was, dat het altijd los mocht lopen op het erf. Als de kleinen op zijn rug wilden klimmen, boog het zich. Marie-Cecile maakte kant, van een bijzondere soort, met draad, zo dun als een mensenhaar. In die tijd bestonden er nog geen petroleumlampen, alleen olielampjes, en daarmee heeft ze haar ogen totaal bedorven. Toen ze 50 jaar was, was ze totaal blind. Jean-Baptist profiteerde daar van. 's Avonds kreeg hij altijd een "drupke" en dan zei hij, terwijl Marie-Cecile het borreltje vulde: "Maar Marie-Cecile! Pas toch op. Nu hebt ge er weer de helft langs gegoten. Schud nog maar wat bij."
        Toen ze pas in Bocholt woonden, namen de kinderen moeder [Marie-Cecile] mee naar het lof. Als de pastoor de litanie van O.L.V. las, moesten de gelovigen altijd antwoorden: "Bid voor ons." Als het lof uit was zei Marie-Cecile: "Qu'est ce que c'était dans l'église! Chaque fois quand le curé disait quelques mots, on disait: 'Bête féroce'! Et ça dans une église!"
        De kinderen legden haar dan uit de ze "Priez pour nous" zegden, in het Vlaams.

        Over Jean-Baptiste:
        Het was een hele lange magere man, die graag drupkens dronk. Toen hij in Zutendael woonde, deed hij dienst in Rekem. Daar was een cafe 'Bij Kardoes', als hij daar binnenkwam, zong hij: "Spek en moes, spek en moes, in het huisken van Kardoes."
        Toen ze in Bocholt woonden - Josephine was toen 13-14 jaar - mocht ze met haar pa eens naar de Ardennen. Ze zaten in de tram en toen zei Jean-Baptiste: "Tu voit cet hauteur là? Tu voit ce bâtiment?" Josephine keek wel maar wist niet precies wat hij bedoelde, en toen vervolgde hij: "Ca... c'est encore... le château de mes ancêtres." Hij had tranen in de ogen. [Dit moet omstreeks 1860 geweest zijn]
        Toen Pa gepensionneerd was, besloten ze café te houden om wat bij te verdienen. Een echte café was het niet, 1 tafel... en ze verkochten zomaar "onder de vuist". Ze woonden toen langs het kanaal en daar kwamen veel schepen voorbij. Josephine: Maar de beste klant was miene pa, den ouwe zoeplap!
        Later, toen vader van Brussel terugkwam, was hij een tijdje bij Pol in de kost. Toen Pol verhuisde ging Jean-Baptiste in Rotem in de kost in een boerderij - annex café. Daar heeft hij al zijn geld verteerd met borrels. Ze zaten altijd aan zijn geld. Toen er een kar hooi kwam en betaald moest worden zei de bazin: "Blier, kom eens hier! Dat hooi moet betaald worden."

        Over Bernard-Ernest:
        Hij was een heel stille jongen, ging zelden spelen en zat steeds te leren. Als moeder zei van eens gaan te spelen zei hij: "Non, je n'ai pas le temps!"
        Toen hij 16 jaar oud was dachten ze dat hij pastoor zou worden, dan had hij nog kunnen genieten van een studiebeurs die de bisschop voorbestemd had voor een De Blier om priester te leren. Maar toen hij 18 werd besloot hij zijn carriere in het leger te maken. Dat is zijn ongeluk geweest. Waarschijnlijk maakte hij schulden...
        Officieren verdienden niet veel, dat was meer een eretitel. Toen kreeg hij kennis met de dochter van de weduwe van een wijnhandelaar in Ath. Als een officier trouwde, moest het meisje een bruidsschat hebben van 30000 Fr. Dat kon die weduwe onmogelijk bijeen krijgen. Ze had slechts 15000 Fr. Toen kreeg hij een inzinking.
        Hij kwam nog eens naar Bocholt op verlof, maar hij was heel gedeprimeerd. Bij het eten zei hij: "Cette soupe me goutte encore mieux que à la table du Roi."